Acm.nl gebruikt cookies om het gebruik van de website te analyseren en het gebruikersgemak te verbeteren. Lees meer over cookies

Blog Paul de Bijl: Politieke macht van grote bedrijven is groter dan gedacht

We schrijven 1889. Senator John Sherman uit Ohio schrijft in zijn werkkamer aan een wet die een jaar later zijn naam gaat dragen. Zijn maatje Senator George Hoar uit Massachusetts stapt binnen en ze raken in gesprek over de macht van grote bedrijven. Zij maken zich zorgen dat gevestigde spelers toetreders van de markt kunnen weren.

Sindsdien verbiedt de Sherman Act concurrentiebeperkende overeenkomsten en monopolisering. De wet had niet alleen een economische grondslag. In een serie essays "The Old Order Changeth" uit 1908 stelde William Allen White dat de ongebreidelde inhaligheid van het kapitalisme de democratie in een slaapstand had gebracht. Hij vroeg zich af of de democratie nog effectief was wanneer bedrijven met enorme middelen de politiek beïnvloeden: staan markten dan nog wel ten dienste van de hele samenleving?

Invloed op besluitvorming van overheid

Nu gaat het publieke debat ook weer over de macht van grote bedrijven. Is die macht onevenredig? Dit betreft niet alleen marktmacht, een centraal begrip in de mededingingseconomie en het mededingingsrecht, maar ook politieke macht. De fossiele industrie ontleent macht aan onze afhankelijkheid; techreuzen ontlenen macht aan data en toegang tot consumenten, sociale media aan impact op de publieke opinie; de farmaceutische industrie is machtig in landen waar hun R&D plaatsvindt. En zo kunnen we nog even doorgaan.

Politieke macht uit zich via invloed op besluitvorming binnen de overheid. Daarmee kunnen bedrijven, net als destijds al in de VS, hun belangen en marktposities beschermen. Bijvoorbeeld door aan te dringen op wettelijke kwaliteitseisen waar zij al aan voldoen, maar die nieuwkomers op kosten jagen. Of juist door wet- en regelgeving die nieuwe businessmodellen beknelt te ontmoedigen, ook wanneer die businessmodellen ongewenste effecten kunnen hebben. Of door via de politiek een fusie af te dwingen met een verwijzing naar behoud van werkgelegenheid, terwijl consumenten te maken krijgen met hogere prijzen. Politieke macht raakt niet alleen consumenten, maar ook burgers en werknemers, en uiteindelijk de democratie.

Lobby kan publiek belang schaden

Politieke beïnvloeding verloopt deels via lobbyen, een intensief proces. Het kost tijd en geld om argumenten uit te werken en op de juiste plek te pitchen. Vaak zijn gerenommeerde PR-adviseurs nodig, met toegang op de juiste niveaus. Vooral grote bedrijven - met diepe zakken - lobbyen veel. Consumenten en kleine of startende bedrijven zijn minder goed georganiseerd en missen financiële slagkracht.

Overigens is lobbyen niet altijd schadelijk. Het kan politici en beleidsmakers van relevante informatie voorzien. Maar we moeten niet naïef zijn. Bedrijven willen beter worden van beïnvloeding en het private belang wijkt niet zelden af van het publieke belang. Uiteindelijk draaien afnemers of belastingbetalers op voor bescherming van gevestigde spelers, en de maatschappij voor onvoorziene gevolgen.

Dit is niet theoretisch, zoals de 'Uber Files' (124.000 gelekte, vertrouwelijke documenten) laten zien. Terwijl taxi-app Uber op de hoogste niveaus beleid en politiek wist te bespelen, overtrad zijn taxidienst UberPOP bewust nationale taxiwetten. Dit 'probleem' zou zichzelf wel oplossen, want de taximarkt zat al veel te lang op slot. Nu daagde Uber weliswaar de gevestigde orde uit, maar het vooruitzicht op een 'winner-takes-all' uitkomst met een dominant platform is het andere uiterste. Een recenter voorbeeld illustreert het beschermen van gevestigde posities. Commerciële radiostations slaagden er in eerste instantie in om het ministerie van Economische Zaken hun FM-vergunningen te laten verlengen, via een lobby naar het parlement. Uitdager Kink wist alsnog een veiling af te dwingen. De rechter ging er niet in mee dat uitstel nodig was vanuit het algemeen economisch belang – wat erop neerkwam dat sommige radiozenders in financiële problemen zouden komen.

Marktconcentratie leidt tot meer lobbyen

Een recent paper* (door onder meer de vorige Chief Economist van DG Mededinging van de Europese Commissie) onderzoekt of marktconcentratie tot meer lobbyen leidt. Zo ja, dan veroorzaken fusies en overnames schade bovenop wat blijkt uit traditionele concurrentieanalyses. Schadetheorieën bij fusies gaan namelijk vooral over de directe gevolgen van marktmacht, en hebben weinig zicht op extra schade door via lobbyen aangepaste regulering waar gevestigde spelers van profiteren.

De onderzoekers onderscheiden lobbyen ten gunste van (1) gevestigde bedrijven in een bepaalde sector, en (2) de eigen onderneming. In het eerste geval doet concurrentie de opbrengst van een gezamenlijke lobby deels verdampen. Een vermindering van de concurrentie verzacht dit effect, met als gevolg dat fuseren de politieke beïnvloeding aanwakkert. In het tweede geval faciliteert een fusie de coördinatie van (voorheen rivaliserende) lobbyactiviteiten, en kunnen partijen een deel van de uitgaven besparen. De auteurs bespreken overigens niet dat een bedrijf met diepere zakken een gezamenlijke lobby meer naar zijn hand kan zetten, en zo zijn private opbrengst kan verhogen. Ook hier vergroot een fusie de prikkel om te lobbyen.

Welk effect is het grootst? Met data uit de VS meten de auteurs lobby-inspanningen met halfjaarlijkse uitgaven aan politieke beïnvloeding. Het blijkt dat een gemiddelde fusie samengaat met zo’n 22% hogere (gemiddelde) uitgaven. Deze samenhang is sterker bij grotere fusiepartners, en bij fusies tussen bedrijven in dezelfde sector. Ofwel, het schaalvoordeel van lobbyen blijkt groter dan het besparingsvoordeel door coördinatie.

Fusies streng beoordelen

Het onderzoek meet geen consumentenschade. Het is niet ondenkbaar dat consumenten soms baat hebben bij extra lobbyuitgaven, bijvoorbeeld wanneer de beïnvloeding zich richt op naleving van kwaliteitsregulering. Maar het is ook makkelijk om situaties voor te stellen waarin consumenten of burgers opdraaien voor de gevolgen. Te meer omdat een meer geconcentreerde lobby gepaard gaat met eenzijdigere informatieverschaffing richting beleid en politiek.

Mededingingsbeleid gaat de laatste decennia vooral over marktmacht, consumentenvoordelen en welvaartsgroei. Maar we zien nog steeds, net als toen de Sherman Act tot stand kwam, dat marktconcentratie extra venijnig kan zijn vanwege politieke macht – terwijl concentratie ook nog eens de neiging heeft om toe te nemen. Een mededingingsautoriteit kan uiteraard niets doen tegen politieke beïnvloeding, maar het is wel een extra rechtvaardiging om fusies streng te beoordelen. Marktmacht en politieke macht kunnen samen gaan, zeker bij bedrijven van grote omvang. Beleidsmakers en politici dienen zich te realiseren dat lobbyen een stuk schadelijker kan zijn dan gedacht.

* B. Cowgill, A. Prat en T. Valletti, “Political Power and Market Power” (working paper Columbia University en Imperial College London), augustus 2022.

Paul de Bijl
Chief Economist van de ACM

Paul de Bijl

Zie ook