Acm.nl gebruikt cookies om het gebruik van de website te analyseren en het gebruikersgemak te verbeteren. Lees meer over cookies

Uitspraak rechtbank Rotterdam op het beroep in de zaak Budgetticket B.V. en Worldticketshop B.V.

Budgetticket B.V. en Worldticketshop B.V. (hierna: de ticketshops) hebben beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van de Consumentenautoriteit.

Het betoog van de ticketshops bij de rechtbank Rotterdam spitste zich met name toe op de overtreding inzake het niet vermelden op de websites van de ongeldigheid van het ticket na doorverkoop en het risico op weigering van de toegang tot het evenement. Volgens de ticketshops stond niet vast dat de algemene verkoopvoorwaarden van het Belgische Teleticketservice en de KNVB standaardvoorwaarden (waarin is bepaald dat de tickets na doorverkoop geen recht op toegang meer geven of ongeldig worden) kunnen worden opgelegd aan de koper van het ticket via hun websites. Zij stelden dat de KNVB en Teleticketservice geen contractuele relatie hebben met een consument die op de websites van de ticketshops een ticket koopt en dat de algemene voorwaarden van de KNVB alleen gelding hebben tussen de KNVB enerzijds en de primaire ticketverkopers anderzijds.

De rechtbank Rotterdam heeft op 28 juni 2012 een tussenuitspraak gedaan in de zaak van de ticketshops. De uitspraak is te vinden op rechtspraak.nl onder LJN: BW9825. Inmiddels heeft de rechtbank op 14 februari 2013 een einduitspraak in deze zaak gedaan.

De rechtbank heeft de Consumentenautoriteit grotendeels in het gelijk gesteld. De rechtbank is van oordeel dat het ticket een vordering op naam is, een relatief recht jegens de wederpartij dat uit het contract ontstaat en door het contract en de onderliggende algemene voorwaarden wordt geregeerd. Hoewel het ticket in de praktijk vaak een functie als toondervordering zal hebben, blijft het ticket juridisch gezien een vordering op naam. Alleen als partijen bij het aangaan van de overeenkomst afspreken dat de betreffende vordering aan toonder gesteld zal zijn, dan is sprake van een toonderstuk. De rechtbank is met de Consumentenautoriteit van oordeel dat aangenomen kan worden dat – gelet op de algemene voorwaarden waarin een onoverdraagbaarheidsbeding is opgenomen – in het onderhavige geval niet is overeengekomen dat het ticket van de KNVB of van Teleticketservice een bewijs aan toonder is. Nu het ticket een vordering op naam betreft, heeft artikel 6:146 van het BW geen toepassing en hoeft de beperking van de overdracht niet uit het papier kenbaar te zijn. De onoverdraagbaarheid, zoals in dit geval geregeld in de KNVB standaardvoorwaarden en de algemene voorwaarden van Teleticketservice, kunnen aan een opvolger worden tegengeworpen, zelfs als die opvolger er niets vanaf wist.

De rechtbank is dan ook van oordeel dat de Consumentenautoriteit terecht heeft vastgesteld dat er op dit punt sprake is van overtreding van artikel 8.8 van de Wet handhaving consumentenbescherming juncto artikel 6:193d van het BW en artikel 6:193 e, aanhef en onder a van het BW (voornaamste kenmerken van het product).

Dat de KNVB standaardvoorwaarden ook van toepassing zijn op wedstrijden die worden georganiseerd door de UEFA is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende door de Consumentenautoriteit onderbouwd en daarmee staat naar het oordeel van de rechtbank daarom niet vast dat de onoverdraagbaarheid geregeld in die KNVB standaardvoorwaarden van toepassing is op de betreffende UEFA-tickets. Dit betekent dat de Consumentenautoriteit bij het invorderingsbesluit van 9 november 2011 de dwangsom (3 x EUR 5.000) ten onrechte heeft ingevorderd.

Budgetticket B.V. en Worldticketshop B.V. hebben hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank.

Zie ook