Acm.nl gebruikt cookies om het gebruik van de website te analyseren en het gebruikersgemak te verbeteren. Lees meer over cookies

Uitspraak rechtbank Rotterdam over spamboete voor ID2001

De rechtbank Rotterdam heeft in haar uitspraak van 12 januari 2010 de beslissing van OPTA om een boete op te leggen aan ID2001 wegens overtreding van het spamverbod, in stand gelaten.

Op 4 mei 2007 had OPTA aan de eenmanszaak ID2001 een boete opgelegd van € 55.000 wegens overtreding van het spamverbod. De berichten werden verzonden via het zogenaamde ‘wardriving’, waarbij de verzender voor het verzenden gebruik maakte van de (onbeveiligde) draadloze netwerken van nietsvermoedende derden. Tegen deze boete had ID2001 bezwaar gemaakt en, nadat OPTA dit bezwaar ongegrond had verklaard, beroep ingesteld bij de rechtbank Rotterdam.

Vormfouten?

ID2001 stelde allereerst dat OPTA de beslistermijn voor het opleggen van een boete van twaalf weken had overschreden. De rechtbank stelt vast dat die termijn met twee dagen is overschreden. Maar de wet verbindt geen gevolgen aan die overschrijding van de termijn. De overschrijding heeft dus ook in dit geval geen gevolgen. Verder bracht ID2001 naar voren dat OPTA tijdens de procedure vormfouten zou hebben gemaakt, omdat OPTA de directeur van ID2001 niet had gewezen op zijn zwijgrecht en omdat OPTA ten onrechte inzage had gevraagd in zijn laptop. De rechtbank is het daarmee niet eens: tijdens een eerste gesprek hoefde ID2001 nog niet te worden gewezen op het zwijgrecht omdat van een concrete verdenking van ID2001 op dat moment nog geen sprake was. Ook de inzage in de laptop van de directeur was niet onrechtmatig, aldus de rechter.

Daadwerkelijke verzender

ID2001 had aangevoerd dat niet hij de verzender was, maar een onbekende organisatie (het Studenten Collectief Nederland). ID2001 is er nooit in geslaagd het bestaan van die laatste organisatie te bewijzen. De rechtbank tot de conclusie dat OPTA voldoende heeft bewezen dat ID2001 zélf de verzender is van de ongevraagde berichten. Ook staat vast dat ID2001 de mogelijkheid heeft gehad om zelf te onderzoeken of de ontvangers natuurlijke personen zijn: van strijd met artikel 6 EVRM (het recht op een eerlijk proces) is daarom geen sprake. OPTA had eerder een waarschuwing opgelegd. De rechtbank beslist dat de periode waarop de waarschuwing sloeg niet meegeteld mag worden bij de periode waarvoor de boete is opgelegd. De periode waarvoor de waarschuwing was gegeven (een maand) is kort vergeleken met de periode daarna waarin ID2001 de overtreding doorzette (veertien maanden). Bovendien vindt de rechtbank de verzendmethode van ID2001 en de overige omstandigheden ernstig genoeg om de boetehoogte in stand te laten.

ID2001 kan tegen deze uitspraak in hoger beroep gaan bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.