De Autoriteit Consument & Markt (ACM) heeft de financiële rendementen van warmteleveranciers (de Rendementsmonitor) onderzocht op grond van de Warmtewet. Deze monitor komt eens per twee jaar uit. ACM rapporteert aan de minister van Economische Zaken (Minister) over de uitkomsten. Dit is de eerste Rendementsmonitor sinds de inwerkingtreding van de Warmtewet per 1 januari 2014.
De Rendementsmonitor is uitgevoerd door advies- en onderzoeksbureau Ecorys. In het onderzoek zijn 45 warmteleveranciers meegenomen die in totaal ruim de helft van de gebonden warmteverbruikers beleveren. In het rapport worden de resultaten van de rendementsmonitor op totaalniveau gepresenteerd, dus niet per warmteleverancier. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen warmteleveranciers die als kerntaak warmtelevering hebben, en warmteleveranciers die zich vooral bezighouden met vastgoed (warmteleveranciers zonder en met vastgoed). Warmteleveranciers zonder vastgoed zijn voornamelijk de grote leveranciers met stadsverwarming. Warmteleveranciers met vastgoed betreffen voornamelijk woningcorporaties. Het rendement van warmteleveranciers met vastgoed kon voor een groot deel niet bepaald worden omdat deze niet alle benodigde gegevens apart inzichtelijk hebben in hun administratie. Hiervoor zijn andere berekeningen gemaakt om een indicatie van het rendement te kunnen geven.
Resultaten: warmteleveranciers zonder vastgoed
Gemiddelde rendementen* van warmteleveranciers zonder vastgoed in de jaren 2013 en 2014:
- 2013: 7,8%
- 2014: 3,1%
* De gemiddelde rendementen zijn hierbij nominaal. Dat betekent dat deze inclusief inflatie zijn. ACM hanteert in haar regulering reële rendementen (zonder inflatie). Reële rendementen zijn lager dan nominale rendementen.
In hoofdlijnen luidt de conclusie dat warmteleveranciers zonder vastgoed geen onredelijk hoge rendementen behalen in de jaren 2013 en 2014. Voor het jaar 2014 zijn de behaalde rendementen lager dan wat redelijk geacht mag worden. In het eerdere onderzoek van ACM uit 2010 was dit ook het geval. In het jaar 2014 is het gemiddelde rendement lager dan in 2013. Dit kan bijvoorbeeld komen door de warmere winter in 2014 waardoor minder opbrengst is behaald. Veel kosten zoals afschrijvingen liggen vast en dalen niet mee met de afzet.
Resultaten: warmteleveranciers met vastgoed
Voor deze warmteleveranciers zijn andere berekeningen gemaakt om een indicatie van winstgevendheid te kunnen geven, waarvan de brutomarge (opbrengsten minus de kosten van energie) de belangrijkste is. Hieruit blijkt dat de gemiddelde brutomarge van deze leveranciers lager is dan van warmteleveranciers zonder vastgoed. Alleen op basis van de brutomarge zijn echter geen conclusies te trekken over de winstgevendheid van een bedrijf. Daarom kan op basis van de resultaten bijvoorbeeld niet geconcludeerd worden dat warmteleveranciers met vastgoed meer of minder rendement maken dan de grote warmteleveranciers.
De uitkomsten van het rapport worden meegenomen in de evaluatie van de Warmtewet
De Minister heeft in zijn brief van 2 april 2015 aan de Tweede Kamer aangegeven voornemens te zijn om met een algehele herziening van de Warmtewet te komen. De Minister wil de evaluatie van de Warmtewet gebruiken om te bezien welk marktmodel het potentieel voor warmtelevering het beste kan faciliteren. Voor de ontwikkeling van het marktmodel wil de Minister onder andere de behaalde rendementen van warmteleveranciers onder het huidige marktmodel in kaart brengen. De Rendementsmonitor geeft dit inzicht.
Lees meer over de Rendementsmonitor
NB. Op 26 november 2015 is tabel 2.1 uit het rapport aangepast; de weergave van de cijfers was niet compleet. Dit heeft niet geleid tot andere uitkomsten van de rendementsmonitor.