UHT Uitvoeringswet CPC Verordening inzake bevoegdheden ACM
De ACM wil graag meer bevoegdheden tot het treffen van tijdelijke maatregelen tegen schadelijke handelspraktijken, daar waar bestaande handhavingsmaatregelen ontoereikend zijn. Dit is één van de boodschappen in de brief van de ACM aan de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat d.d. 21 september 2018 over de uitvoerings- en handhavingstoets (UHT) naar aanleiding van de uitvoeringswet CPC Verordening. Deze wet is op 9 juli 2019 naar de Tweede Kamer gestuurd.
In de brief toetst de ACM de voorgenomen implementatie van de Verordening (EU) 2017/2394 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2017 op uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid. Deze regelt de samenwerking tussen de nationale autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming en trekt Verordening (EG) nr. 2006/2004 in. De ACM is onder meer kritisch over de strafrechtelijke toetsing van het beperken van online interfaces en domeinnamen. De huidige rechtsbescherming op grond van het bestuursrecht acht de ACM reeds voldoende. Ook signaleert de ACM dat zij in bepaalde situaties ernstige schade voor de collectieve belangen van consumenten niet kan voorkomen, bijvoorbeeld in situaties waarin handelaren vanuit het buitenland opereren en/of onvindbaar dan wel onbereikbaar willen zijn. Zij dringt aan op meer bevoegdheden tot het treffen van tijdelijke maatregelen gericht op het bemoeilijken, voorkomen of stoppen van schadelijke handelspraktijken, daar waar bestaande handhavingsmaatregelen ontoereikend zijn. Ten slotte bestaat het voornemen om de ACM met ingang van 17 januari 2020 te belasten met het toezicht op Verordening (EU)2017/1128 betreffende grensoverschrijdende portabiliteit van online inhoudsdiensten in de interne markt, zoals film, muziek, amusement of sportevenementen. De ACM acht deze taak uitvoerbaar en handhaafbaar.