Acm.nl gebruikt cookies om het gebruik van de website te analyseren en het gebruikersgemak te verbeteren. Lees meer over cookies

Blog: Einde van het Angelsaksische model?

Chief Economist van ACM, Jarig van Sinderen, zet vraagtekens bij het nieuwe protectionisme en de gevolgen voor de economie. Hij betoogt in deze blog dat het bij economen 200 jaar geleden al duidelijk was dat het sommigen bevoorrecht, maar vooral velen schaadt.   

Het nieuwe Angelsaksische model?

Jarenlang was het Angelsaksische model toonaangevend voor het economisch beleid. Het laten werken van de markt was daarbij 30 jaar lang het credo. In de jaren tachtig van de vorige eeuw was het geloof in de almachtige overheid tanende. De overmatige interventies in de jaren daarvoor hadden de flexibiliteit uit de economie gehaald. Dat leidde tot veel discussies in de politiek en ook tussen economen.” De overheid is niet de oplossing van de problemen, maar is het probleem”, riep Ronald Reagan. Veel Nederlandse economen hielden echter lange tijd veel vertrouwen in de effectiviteit van overheidsinterventies. In de Volkskrant van 21 januari 1995 werd er spottend over de “marktmaffia” geschreven die zich onder invloed van Hans Wijers in ons land steeds meer liet gelden. Deze maffiosi waren van plan om onze economie naar het Engels/Amerikaanse model om te vormen was de strekking van het stuk. Dat was natuurlijk onzin want echt enthousiast over dat model zijn wij in ons land nooit geworden. Wel hebben we in die periode de mededingingswet ingevoerd, en zijn er andere maatregelen genomen om onze economie flexibeler te maken, maar voor het overige polderden we hier vrolijk verder. Buitenlanders kwamen aan het eind van de vorige eeuw zelfs langs om te bekijken hoe goed wij het wel niet deden met ons poldermodel: een hoge economische groei ging samen met een sterke groei van de werkgelegenheid.

 

Waar Nederlandse economen het wel over eens waren en zijn is dat de andere belangrijke poot waarop het Angelsaksische model altijd liep, te weten vrijhandel, essentieel is. Marktwerking en de vrijheid om met elkaar te handelen zijn twee kanten van dezelfde medaille. Het is niet voor niks dat bij de oprichting van de EEG in 1958 zowel de interne markt als het mededingingsbeleid in het oprichtingsverdrag van het nieuwe Europa is opgenomen. Het mededingingsbeleid werd pas jaren later heel relevant, de vrijheid van goederen en dienstenverkeer was dat vanaf het begin. En juist deze vrijheid wordt steeds meer bedreigd. De Angelsaksische landen lopen daarbij voorop. Dat is erg kortzichtig want concurrentie en marktwerking leiden ertoe dat sommige sectoren groeien en andere krimpen of verdwijnen. Deze dynamiek is een van de bronnen van onze welvaartsgroei. Natuurlijk is het zuur voor bedrijven die door deze aanpassingen failliet gaan en werknemers hun baan verliezen. Zij voelen zich het slachtoffer van het systeem, vooral wanneer goedkope producten uit het buitenland hen uit de markt prijzen. Zo verdween onze textielindustrie in de jaren zestig door goedkope import en zijn bedrijven als Werkspoor, Fokker en andere ook grootschalige industrieën alleen nog bij ouderen bekend. Daartegenover staat dat in een gezond economisch klimaat nieuwe economische activiteiten en nieuwe banen tot ontwikkeling komen. Begin februari publiceerde het CBS de exportcijfers voor ons land voor 2015. Daaruit blijkt dat vooral de machine industrie (o.a. ASML) sterk is en het zelfs nog beter doet dan de landbouw. Wie had dat 20 jaar geleden voorspeld? Deze nieuwe bedrijven zijn een gevolg van onze veerkracht en van de open grenzen. Het beschermen van je binnenlandse markt door buitenlands producten te weren door invoerrechten te heffen werkt niet. De ervaring uit het verleden leert dat.


Dit jaar precies 200 jaar geleden kwam David Ricardo in opstand tegen de invoerrechten op graanproducten die waren opgelegd door het VK ( de zogenoemde “corn laws”). Gedurende de Napoleontische oorlog waren de graanprijzen door de blokkade van het VK torenhoog. Toen Napoleon eindelijk zijn Waterloo vond in 1815 kelderden de graanprijzen. Dat was slecht voor de portemonnee van de Engelse boeren en vooral voor de grootgrondbezitters. Die zagen hun pachtinkomsten fors teruglopen. Wat was het effect van deze heffingen?

Inderdaad hoge opbrengsten voor grootgrondbezitters die niks deden dan alleen hun land verpachten en hoge prijzen voor brood en andere graanproducten. Omdat in die tijd een groot deel van het inkomen van werknemers aan brood besteed werd, moesten er hogere lonen betaald worden om de arbeiders niet van honger te laten omkomen. Dat verslechterde de concurrentiepositie van de Engelse economie. Kortom de rijke grootgrondbezitters beschermden hun positie ten koste van de industrie en de consument.

Dat is precies wat uiteindelijk het gevolg is van een bescherming van je eigen economie door protectionistische maatregelen. De consument schiet er niet mee op. Degene die je uiteindelijk beschermt zijn de werknemers en de eigenaren van de industrie die je kunstmatig overeind houdt,  ten koste van de niet beschermde economische activiteiten en werknemers.  De beroemde uitspraak van Ricardo uit 1817: "Corn is not high be­cause rent is paid, but a rent is paid because corn is high", geldt nog steeds.

De corn laws werden pas in 1846 afgeschaft nadat er o.a. een hongersnood in Ierland was geweest.

Ik hoop dat de nieuwe Angelsaksen er geen 40 jaar over doen om tot inkeer te komen.

Chief Economist  Jarig van Sinderen