Acm.nl gebruikt cookies om het gebruik van de website te analyseren en het gebruikersgemak te verbeteren. Lees meer over cookies

Speech Jens Arnbak: ICT en de Nieuwe Economie

Speech Jens Arnbak tijdens het 5e Tele Congres: ICT en de Nieuwe Economie.

ICT en de Nieuwe Economie.

5e Tele Congres: “Loyalty op Internet”

Kurhaus, 18 januari 2000

Keynote speech door Jens Arnbak

ALLEEN UITGESPROKEN TEKST GELDT!

Dit congres gaat over internet en “loyaliteit”, ofwel over binding van klanten in een uiterst vluchtige omgeving. Er bestaat uiteraard een spanning tussen enerzijds “loyaliteit” en anderzijds rationaliteit en doorzichtigheid in de keuze van gebruikers. Daar heb ik het vanmiddag niet direct over. Ik zal eerst ingaan op de explosieve wijze waarop nieuwe dynamische netwerkmarkten in korte tijd zijn gaan functioneren en daarna schetsen hoe de Europese en nationale overheden denken daarop te moeten reageren.

Actueel juist nu is: de herziening van de gemeenschappelijke ONP-regelgeving voor elektronische communicatie in de EU. De dynamiek van de communicatiemarkten in Europa is namelijk sinds de liberalisering in 1998 adembenemend snel geworden: zie de verdringing van twee zo technologisch gestoelde bedrijven als de dienstverlener KLM en de industrie Océ van de eredivisie van de Amsterdamse beurs door twee ICT-bedrijven, Getronics en de nog veel sneller groeiende UPC. En bij de Ooster- en Westerburen zien wij sinds een paar maanden het titanengevecht tussen hun grote mobiele operators Vodafone en Mannesmann. Mobiele communicatie is geen prille kasplant meer, in tegenstelling tot wat onze jonge Telecomwet van november 1998 veronderstelt! Deze wet kent niet eens het Internet. Hoe kijkt OPTA tegen al deze explosieve ontwikkelingen aan?

Duidelijk is dat ICT steeds belangrijker wordt in de economie. Sommigen spreken zelf over de “Nieuwe Economie”. Zo ver ga ik niet. Ik wil u in het volgende juist uitleggen dat wat wij nu zien gebeuren op elektronische communicatiemarkten eigenlijk heel voorspelbaar is – ja, het is zelfs wetmatig. Om dat in te zien beginnen wij bij een heel klassieke markt, die van groenten en fruit. Dat moet Nederland zeker aanspreken. U ziet het eenvoudige netwerk – een gewone keten - tussen producent en consument in deze figuur (2).

Ziedaar ons vertrouwde ideaalbeeld van een markt: de klassieke ruilhandel tussen kopers en verkopers. De omzet van een groenteboer is evenredig met zijn mogelijkheid van (door)verkoop van uitgestalde waren. Groothandelaren treden op als schakels in het netwerk tussen producenten en consumenten van groente en fruit. In zo’n traditionele - want eenzijdig gerichte - marktketen dingen aanbieders overal in de keten naar de gunsten van directe afnemers. De omzet van elke aanbieder stijgt ruwweg lineair met het aantal vragende klanten, maar daalt als er meer aanbieders bijkomen. Dat is niet uniek voor de 1 voorzitter van het college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (OPTA) handel in fysieke goederen. Het geldt ook voor onze traditionele distributienetten van gas, elektriciteit – èn voor traditionele televisieprogramma’s (figuur 3). En niet alleen de groenteboer, maar zeker ook de kabelboer wil uiteraard graag meer afnemers. Hij bepaalt zelfs de waarde van zijn net in directe evenredigheid met het aantal aangeslotenen. Zo’n 3300 gulden per aansluiting is de dagwaarde van een kabelnet. Twee keer zo veel aangeslotenen, verdubbeling van de prijs. Eenvoudig, niet waar?

Maar nu komt er iets bijzonders: De omzet van de exploitant van een telefoonnet groeit wel veel sneller dan evenredig met het aantal klanten! Hoe komt dat? Simpelweg doordat de aangeslotenen zowel aanbieder van gesprekken (beller) kunnen zijn, als ook afnemer ervan (gebelde – zie figuur 4). In zo’n tweezijdig gericht net kan elke aangeslotene in principe verbinding met ieder andere abonnee vragen (Figuur 5). De omzet van de exploitant stijgt daardoor kwadratisch met het aantal klanten. Dit is Metcalfe’ s law van niet-lineaire vraaggroei in een communicatienetwerk.

Die wetmatigheid (Figuur 6) is bekend van de inmiddels 120 jaar oude vaste telefonie, waarin gaandeweg de kleine lokale netten opgingen in grote nationale telefoonmonopolies. Die monopolies zijn weliswaar inmiddels opgeheven in de EU door de ONP-regels, maar Metcalfe’s wet geldt evengoed – zeker ook voor de nieuwe moderne netten voor mobiele telefonie, internet-toegang en e-commerce. De moderne ICT betekent slechts dat het nu veel sneller gaat dan voorheen. In tweeweg-kabelnetten ontstaat ook groeiversnelling naarmate er meer onderling communicerende internet- en telefoonabonnees erbij komen. Dat hebben UPC, Casema, Castel en andere grote kabelexploitanten inmiddels wel door. Dat is goed voor de lokale concurrentie in Nederland!

Metcalfe’s wet verheldert ook waarom verhoging van marktaandeel met behulp van ‘gratis’ mobiele telefoons of ‘gratis’ internettoegang onevenredig meer voordeel oplevert voor exploitanten van de grote communicatienetten dan voor nieuwe toetreders tot de markt. In een aantal landen werden dergelijke gratis aanbiedingen aan nieuwe netwerkklanten als mededingingsverstorend bestempeld en bij voorbaat wettelijk verboden.

De volgende figuur (7) illustreert dat fusie van aanpalende telecommunicatienetten veel gunstiger is dan louter het klassieke schaalvoordeel (lagere kosten per klant) suggereert, want de inkomsten stijgen disproportioneel. In de netwerkeconomie spreken Amerikaanse mededingingseconomen van het jawseffect. Denk aan de huidige hermonopolisering van de zeven Bell Babies, in de jaren tachtig op last van de kartelrechter uitgesplitst van de oude Ma Bell, ofwel AT&T. Sindsdien hebben twee van de zeven Babies hun naaste zusters ingelijfd. Inmiddels gaan zulke concentraties van aanpalende netten over nationale grenzen heen. Zo slaagden in 1999 de twee grootste Duitse netexploitanten erin de Britse mobiele operators One2One respectievelijk Orange over te nemen en onze eigen KPN kreeg de beslissende stem in de Duitse E-Plus.

Het handhaven van effectieve mededinging is voor netten – letterlijk – ingewikkelder dan voor traditionele afzetketens. De Amerikaanse toezichthouder FCC poogt nu de hermonopolisering van de lokale telecommunicatie veel dichter bij de klanten te ontwortelen, door elke plaatselijk dominante aanbieder te verplichten om aansluitlijnen af te splitsen en te verhuren aan concurrenten. Pas dan kunnen zij op gelijke voet om de gunsten van met name de meest interessante nieuwe klanten meedingen. Deze uitschakeling van het Metcalfe-voordeel door specifieke regelgeving is vooral van belang voor eerlijke mededinging om nieuwe diensten, zoals snelle toegang tot het internet.

Het oorspronkelijke aanbod van internet-toegang leek op de gemeentetelefonie in Nederland een eeuw geleden: van meet af aan hadden alle exploitanten ongeveer dezelfde grootte. Bij uitwisseling van verkeer tussen elkanders netten via interconnectie, waren de onderhandelingsposities eerst vergelijkbaar. Maar groeimarkten kennen winners en verliezers, en toen al schonk de wet van Metcalfe elke partij met een groter marktaandeel onevenredig meer onderhandelingsmacht. Een kleine exploitant is aan een dominante partij immers een groot percentage van zijn (bescheiden) verkeersomzet kwijt aan interconnectiekosten, terwijl in omgekeerde richting juist een gering percentage van de veel grotere omzet van een dominante exploitant met interconnectie is gemoeid. Zo wordt macht in de cruciale onderhandelingen om interconnectie en nettoegang door deze asymmetrie bereikt bij een aanmerkelijk lagere marktaandeel dan de circa 50% verondersteld in het algemeen mededingingsrecht.

Kortom, binnen de ICT-sector is de letter ‘C’ al lang verantwoordelijk voor de grootste markten. Denk aan de Internet Explorer - de C - dat als verplicht deel van Windows (de IT) werd voorgetrokken door Microsoft. Na de strijd tegen de millenniumbug zullen meer IT- en content-bedrijven naar de communicatiesector neigen teneinde van de meerwaarde van Metcalfe te kunnen profiteren. De vraag in deze “nieuwe” economie wordt dan: op welke wijze én door wie zal de buitengewone waarde van netgroei, al dan niet door overnames of andere consolidaties, in de komende jaren worden geoogst? Zo kort na de liberalisering van de Europese telecommunicatiesector in 1998 bestaat de begrijpelijke neiging om te stellen dat het voortaan gaat om gewone marktwerking waarvoor algemene concurrentieregels zullen voldoen. De wet van Metcalfe nuanceert dat behoorlijk bij tweezijdige communicatie en zal bovendien de convergentie - en vooral de onstuimigheid - van de verschillende netwerkmarkten sterk doen toenemen in de komende jaren.

Hierdoor is herziening van de ONP-regels - nu nog bijna uitsluitend toegepast op de dominante nationale voormalig monopolisten in vaste telefonie - extra actueel geworden. Steeds vaker treden deze ex-monopolisten op in nieuwe jassen over de grens en pleiten zij daar hartstochtelijk voor ruimere en snellere toepassing van ONP-regels! Daarom past de nationale overheidsbril niet meer en wordt transnationale samenwerking en coördinatie tussen de huidige nationale toezichthouders noodzakelijk, zo stelt de Europese Commissie. Zij wil meer consistentie in de toepassing van gemeenschappelijke regels, in Europa én op verschillende communicatienetten, inclusief die voor mobiele en breedbandcommunicatie. Hierbij passen naar mijn oordeel wel meer checks and balances: doorzichtige internationale voorbereidings- en samenwerkingsprocedures van toezichthouders en wat mij betreft ook directe accountability aan parlementen, zoals inmiddels geldt voor de onafhankelijke financiële en monetaire autoriteiten en enkele buitenlandse collega’s van OPTA.

De kern in de recent voorgestelde horizontale ONP-herziening is het tijdig controleren van hefboomeffecten waarmee nog niet afgebroken oude machtsposities naar de nieuwe markten kunnen worden overgeheveld. Dankzij het Metcalfe-effect en door de lage kosten van ICT ontstaan machtposities in moderne netwerkmarkten met steeds grotere snelheid. Er kan dus niet op het resultaat van de ingewikkelde bewijsposities in jarenlange mededingingsprocedures worden gewacht, zoals in de Microsoft-zaak. Het waarborgen van toegang tot oligopolistische netwerkmarkten – ook voor innovatieve dienstenaanbieders – blijft daarom een publieke taak, daar waar commerciële onderhandelingen falen. Er moet niet té veel loyalty van gebruikers worden gevraagd – laat staan opgelegd door de “nieuwe” economie - maar juist meer bewuste keuzes tussen verschillende voorspelbare mogelijkheden op een transparante markt worden bevorderd.

Ik dank u voor uw aandacht.