Besluit op bezwaar klacht M. Wolters weigering plaatsing advertentie door Niesje Wolters van Bemmel
NMa acht bezwaren M. Wolters ongegrond en blijft bij standpunt dat op het eerste gezicht sprake is van overtreding artikel 24 Mw.
Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit tot ongegrondverklaring van het bezwaar gericht tegen zijn besluit van 25 november 1998, houdende een afwijzing van een aanvraag tot het nemen van een besluit op grond van artikel 56, eerste lid, van de Mededingingswet.
Overwogen is dat het op het eerste gezicht niet aannemelijk is dat NWvB met het tijdschrift Poppen beschikt over een economische machtspositie in de zin van artikel 24 Mw, aangezien (i) het tijdschrift Poppen-Gilde-Brief (hierna: PGB)[1] een volwaardig alternatief is voor het tijdschrift Poppen, (ii) ook de 'Verzamelkrant'[2] zich lijkt te lenen voor het plaatsen van advertenties gericht op de door Wolters genoemde doelgroep, en (iii) het niet moeilijk lijkt te zijn voor een aanbieder van een tijdschrift om tot de specifiek door Wolters benoemde doelgroep toe te treden.De Poppen-Gilde-Brief is een uitgave van het Poppengilde in Haarlem en verschijnt 5 maal per jaar. De Verzamelkrant is een uitgave van LuCom Produkties V.O.F. in Veendam en verschijnt 12 maal per jaar. Het blad richt zich op de antiek, hobby- en verzamelmarkt.
Een nader onderzoek werd niet gerechtvaardigd geacht om de volgende redenen. In de eerste plaats was redelijkerwijs niet te verwachten dat een nader onderzoek zou leiden tot de conclusie dat er sprake is van een overtreding van artikel 24 Mw. In de tweede plaats leken de 'baten' van een nader onderzoek niet in verhouding te staan met de daarmee gepaard gaande 'kosten'. In de derde plaats woog mee dat bij de NMa een zeer groot aantal ontheffingsverzoeken is ingediend en dat de Mededingingswet uitdrukkelijke, zij het niet fatale, termijnen stelt voor de behandeling van deze verzoeken. Bij deze stand van zaken werd prioritering noodzakelijk geacht.
Nu het op het eerste gezicht aannemelijk is dat er geen sprake is van een economische machtspositie, kan er op het eerste gezicht ook geen sprake zijn van een overtreding van artikel 24 Mw. Derhalve behoeft niet te worden ingegaan op de overige punten van bezwaar, welke uitvoerig door Wolters zijn behandeld, aangezien deze alle zijn gericht op een beweerd misbruikelijk handelen van NWvB.