Acm.nl gebruikt cookies om het gebruik van de website te analyseren en het gebruikersgemak te verbeteren. Lees meer over cookies

NMa oordeelt over misbruik machtspositie Gasunie

De Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) heeft vastgesteld dat Gasunie met onderdelen van het Commodity Diensten Systeem (CDS) tot 1 januari 2002 misbruik maakte van haar machtspositie op de markt voor gastransport. De NMa legt geen sanctie op. De autoriteit heeft het systeem van tarieven en voorwaarden voor gastransport onderzocht nadat diverse gasleveranciers hadden geklaagd dat zij nadelen ondervonden van het CDS.

Het besluit geen sanctie op te leggen, houdt verband met de ontwikkelingen op de gasmarkt. Gasunie heeft met de inwerkingtreding van de Gaswet en de liberalisering van de gasmarkt op 1 januari 2002 het CDS vervangen door een systeem van onderhandelde toegang op basis van indicatieve tarieven en voorwaarden. De Dienst uitvoering en toezicht energie (DTe) heeft daartoe richtlijnen vastgesteld en houdt strikt toezicht op de naleving daarvan. Aan de hand van deze tarieven onderhandelen partijen over de definitieve tarieven voor transport. DTe heeft voor het jaar 2001 met Gasunie afspraken gemaakt op basis van voorlopige richtlijnen. Dit hield onder meer in dat Gasunie haar tarieven in 2001 met 6.5 procent moest verlagen.

Gasunie hanteerde het CDS tot 1 januari 2002 voor transport en levering van gas aan afnemers met een jaarverbruik van meer dan 10 miljoen m3 gas. Gasleveranciers hadden bij de NMa geklaagd over dit tariefsysteem, omdat zij nadelen ondervonden als gevolg van het zogenaamde balanceringsregime en op het gebied van 'entry- en exitpunten'. Het balanceringsregime leidde ertoe dat andere gasleveranciers dan Gasunie hoge boetes moesten betalen voor te veel of te weinig afgenomen gas, terwijl dat voor het leveringsdeel van Gasunie zelf niet gold. Het systeem van entry- en exitpunten (punten waar gas het transportnetwerk binnenkomt of uitgaat) leidde ertoe, dat klanten van Gasunie een transporttarief berekend kregen op basis van een virtueel 'entrypunt', terwijl klanten van andere gasleveranciers een transporttarief berekend kregen op basis van het feitelijke 'entrypunt'. Hierdoor betaalden klanten van Gasunie een transporttarief op basis van een gemiddeld kleinere transportafstand dan de klanten van andere gasleveranciers. Het transporttarief dat Gasunie in rekening kon brengen was gemiddeld dan ook lager dan het transporttarief dat klanten van andere gasleveranciers betaalden. Hierdoor werden de andere gasleveranciers in een nadelige concurrentiepositie gebracht.

 

Meer in deze zaak