Acm.nl gebruikt cookies om het gebruik van de website te analyseren en het gebruikersgemak te verbeteren. Lees meer over cookies

Besluit op bezwaar boete prijsafspraken verenigingen van psychologen en psychotherapeuten na uitspraak Rechtbank Rotterdam

De Raad van Bestuur van de NMa heeft op 21 december 2006 een nieuwe beslissing op de bezwaren van het Nederlands Instituut van Psychologen (NIP), Landelijke Vereniging van Eerstelijnspsychologen (LVE) en Nederlandse Vereniging van Vrijgevestigde Psychotherapeuten (NVVP) genomen waarbij de eerder door de NMa aan het NIP en de LVE opgelegde boetes zijn verlaagd.

Bij besluit van 26 april 2004 heeft de directeur-generaal van de NMa vastgesteld dat de ondernemersverenigingen het NIP, de LVE, de NVP en de NVVP artikel 6, eerste lid Mw hebben overtreden door het nemen van besluiten aangaande adviestarieven aan hun leden in de periode van 1998 t/m 2003. De directeur-generaal van de NMa heeft hiervoor aan elk van genoemde verenigingen een boete en een last onder dwangsom opgelegd.

Bij besluit van 20 april 2005 heeft de directeur-generaal van de NMa de bezwaren tegen zijn besluit van 26 april 2004 deels gegrond en deels ongegrond verklaard en in bezwaar onder aanvulling van de motivering, de in het besluit van 26 april 2004 aan partijen opgelegde sancties gehandhaafd.

Het NIP, de LVE en de NVVP zijn tegen het besluit van 20 april 2005 in beroep gegaan bij de Rechtbank Rotterdam. De Rechtbank Rotterdam heeft bij uitspraak van 17 juli 2006 het beroep van partijen gegrond verklaard. Volgens de Rechtbank Rotterdam heeft de NMa wat betreft het NIP en de LVE niet voor alle jaren van de overtreding voldoende aangetoond dat de adviestarieven aan de leden van deze verenigingen bekend waren gemaakt. Voor de overige jaren achtte de Rechtbank de kenbaarheid wel voldoende bewezen. In het nieuwe besluit op bezwaar heeft de Raad van Bestuur van de NMa daarom de eerder aan het NIP en de LVE opgelegde boetes verlaagd:

• het NIP: EUR 160.000 (was EUR 240.000)
• de LVE: EUR 50.000 (was EUR 80.000)

Volgens de Rechtbank staat voldoende vast dat de NVVP voor de hele periode adviestarieven bekend heeft gemaakt aan haar leden. De boete voor de NVVP blijft daarom ongewijzigd in stand (EUR 70.000).

Daarnaast oordeelde de Rechtbank dat het besluit van de NMa van 20 april 2005 op een onvoldoende motivering berust wat betreft de mededingingsbeperkende strekking van de door het NIP, de LVE en de NVVP aan hun leden verstrekte adviestarieven. Volgens de Rechtbank had de NMa moeten onderzoeken hoe de concurrentie op de markt voor psychologische diensten zich zou hebben ontwikkeld zonder de door de betrokken verenigingen geadviseerde tarieven. De NMa is in hoger beroep gegaan tegen dit onderdeel van de uitspraak van de Rechtbank. Vooruitlopend op de behandeling in hoger beroep heeft de NMa in het nieuwe besluit op bezwaar nogmaals gemotiveerd waarom de adviestarieven van de brancheverenigingen tot doel hadden de mededinging te beperken. De NMa is daarbij nader ingegaan op de rol van de huisarts als verwijzer en de betekenis van aanvullende verzekeringen op de markt voor psychologische diensten.

 

Bijlagen

Zie ook

Meer in deze zaak