CBb: verzoek tot handhaving na één spamklacht terecht afgewezen
Op 15 juni 2011 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb)
uitspraak gedaan in een zaak over een handhavingsverzoek. OPTA is gevraagd om naar aanleiding van één klacht handhavend op te treden tegen de verzender van één e-mailbericht. Eerder al had de rechtbank Rotterdam in deze zaak
bepaald dat OPTA terecht dit verzoek tot handhaving had afgewezen.
Het CBb oordeelt allereerst dat de Europese richtlijn, waarop het spamverbod van artikel 11.7 van de Tw is gebaseerd niet verplicht om steeds handhavend op te treden. Verder staat het CBb stil bij de zogeheten ‘beginselplicht tot handhaving’. Met betrekking tot deze beginselplicht overweegt het CBb dat een bestuursorgaan alleen onder bijzondere omstandigheden kan afzien van zijn verplichting om handhavend op te treden bij overtredingen. Van bijzondere omstandigheden kan sprake zijn wanneer de overtreding een incidenteel karakter heeft. Ook de geringe ernst van een overtreding kan een bijzondere omstandigheid zijn om van handhaving af te zien.
In het concrete geval van dit handhavingsverzoek ging het om de eenmalige verzending van een e-mailbericht. De verzender had bovendien al maatregelen genomen om herhaling van de overtreding te voorkomen. Het CBb beschouwt dit als bijzondere omstandigheden die voor OPTA terecht redenen vormden om niet handhavend op te treden en waarom OPTA het verzoek tot handhaving mocht afwijzen.
Tegen deze uitspraak kan geen hoger beroep worden aangetekend, waarmee deze uitspraak de afsluiting is van deze procedure.